door juf Fleur op 13 dec 2006, 17:45
Goed, hier dan de spellingsafspraken van zelfstandig spellen, met bijbehorend dier en bijbehorende regel:
5.4 mkmm-woorden (gans)
Je schrijft het woord zoals je het hoort.
5.5 mmkm-woorden (slak)
Je schrijft het woord zoals je het hoort.
5.6 mmkmm-woorden (kreeft)
Je schrijft het woord zoalsje het hoort.
10.1 woorden met sch- (schaap)
Hoor je /s/ en daarna /g/, dan schrijf je sch
10.2 woorden met -eer, -oor, -eur (beer)
De /r/ is een plaagletter bij /eer/, /oor/ en /eur/
10.3 woorden met kleefletters (kalf)
De /l/ en /r/ zijn kleefletters. Soms hoor je /u/, maar nu schrijf je die niet.
10.4 woorden met mkm(m)-mkm (huisdier)
Luister goed en verdeel het woord in klankgroepen. Schrijf de klankgroepen zoals je ze hoort.
10.5 Woorden met f- (fik de hond)
De /f/ is de fietspompletter. je hoort /ffff/
10.6 woorden met -ng (tong)
Hoor je de zingende /n/, dan schrijf je -ng
10.7 woorden met s- (slang)
De /s/ is de slangletter. Je hoort /sss/
15.1 woorden met -d (paard)
Hoor je aan het eind van een woord /t/, maak het woord dan langer. Hoor je dan /d/, schrijf die dan ook.
15.2 woorden met -aai, -ooi, -oei (haai)
Je hoort een /j/ bij -aai, -ooi en -oei, maar je schrijft een -i
15.3 mmm in een woord of klankgroep (springpaard)
Luister goeden schrif bij elke klank een letter, maar denk ook aan de regels.
15.4 woordenmet een toonloze -e (poesje)
Hoor je /u/ op een lage stemtrap, dan schrijf je een -e
15.5 woorden met v- (vlieg)
De /v/ is van vlieg. Je hoort /vvv/
15.6 woorden op -nk (vink)
Hoor je na de zingende /n/ een /k/, dan schrijf je -nk
15.7 woorden met z- (zwaan)
De /z/ is de zwaanletter, de zwaan zwemt
20.1 woorden met open klankgroep (apen)
Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klank, dan schrijf je hem kort.
20.2 woorden met -ch(t) (specht)
Hoor je na een korte klank /gt/ dan schrijf je meestal -cht
20.3 woorden met -eeuw, -ieuw, -uw (leeuw)
Hoor je /eeuw, ieuw, uw, denk dan aan de u voor de w
20.4 woorden met -ee (ree)
Hoor je aan het eind van het woord /ee/ die blijven met zijn twee
25.1 woorden waarin -s wordt -z (hazen)
Bij het langer maken wordt /s/ na een lange klank of tweetekenklank meestal een -z
25.2 woorden waarin -f wordt -v (duiven)
Bij het langer maken wordt /f/ na een lange klank of tweetekenklank meestal een -v
25.3 woorden op -ig (beestachtig)
Hoor je /ug/ op een lage stemtrap, dan schrijf je -ig
25.4 medeklinkerverdubbeling (katten)
Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klank, dan schrijf je de volgende letter dubbel.
30.1 woorden met -lijk (gevaarlijk, een krokodil)
Hoor je /luk/ op een lage stemtrap, dan schrijf je -lijk
40.1 woorden met -heid (luiheid, een varken in de modder)
Hoor je /heid/, denk dan aan luiheid en snelheid
40.2 meervoud 's (zebra's)
Hoor je aan het eind vaneen woord een lange klank, danschrijf je 's als het meer wordt. De /ee/ doet niet mee.
40.3 /zj/ geschrreven als -g (page)
Hoor je /zj/, dan schrijf je g
40.4 open klankgroep /ie/, geschreven als -i (olifant)
Hoor je aan het eind van een klankgroep /ie/, dan schrijf je -i
40.5 woorden op -isch (komisch, aap voor spiegel)
Hoor je /ies/ aan het eind van een woord, dan schrijf je meestal isch
40.6 woorden op -teit (majesteit, bij)
Hoor je /teit/ aan het eind van een woord, dan schrijf meestal -teit
40.7 /tsie/ of /sie/ geschreven als -tie (variatie, meerdere dieren)
Hoor je /sie/ of /tsie/ aan het eind van het woord, dan schrijf je -tie