Misschien is de tip uit Praxisbulletin goed te gebruiken (voor de BB in ieder geval).
Uitreiking van een gouden griffel en eventueel de gouden penseel.
Je kunt dan vast wel wat doen met de schrijftips van de site van Jacques Vriens (Bovenaan bij Schrijftips.)
(
http://www.jacquesvriens.nl )
1. Het is handig om van tevoren in het kort op te schrijven hoe het verhaal ongeveer gaat worden.
Bijvoorbeeld (en nu verzin ik maar wat):
* Esther zit in de klas;
* Gaat naar de wc, ziet dat een ander kind (Hanneke) iets pikt;
* Wat moet Esther doen? Twijfel;
* Verklikken? Hanneke in pauze aanspreken?
* Esther gaat in de pauze naar Hanneke;
* Hanneke schrikt en begint te huilen;
* Hanneke vertelt waarom ze het doet;
* Enz. (mag je zelf verzinnen)
Het wil niet zeggen dat je dat het verhaal precies moet uitwerken zoals in je schema. Als ik aan een boek begin, heb ik ook zo'n schema. Maar als ik eenmaal bezig ben, verander ik een heleboel. Ik krijg dan, tijdens het schrijven, weer allerlei nieuwe ideeën en die gebruik ik. Toch het is fijn om van tevoren een beetje te weten welke kant het verhaal opgaat.
2. Let op de spanningsboog in je verhaal.
Als (eenvoudig) voorbeeld het verhaal van Roodkapje:
Het begin is niet zo spannend. Roodkapje moet naar oma. Haar moeder waarschuwt Roodkapje: 'Je moet flink doorlopen, op het pad blijven en niet met vreemde mensen meegaan.'
à Dan word je al een beetje nieuwsgierig, want er is iets gevaarlijks in het bos, anders zou moeder dat niet zeggen.
Dan komt Roodkapje de wolf tegen die erg vriendelijk tegen haar is.
à Het verhaal wordt al iets spannender.
De wolf gaat naar oma en eet haar op. Roodkapje staat even later op de stoep van het huisje van oma.
à Nu wordt het echt spannend, want je weet wat de wolf van plan is en dat gebeurt ook.
Ten slotte komt de jager en loopt het verhaal goed af.
3. Het is vaak ook handig om de hoofdperso(o)n(en) (een beetje) op jezelf te laten lijken of op iemand die je goed kent. Je kunt dan denken: wat zou ik gedaan of gezegd hebben, als ik dit écht mee zou maken?' Of: 'Wat zou hij of zij doen?'
Mensen kunnen natuurlijk ook dingen dénken. En ze hebben allerlei gevoelens (vrolijk, verdrietig, bang, verliefd, boos, verlegen, dapper enz. enz. enz.) Een verhaal kan dus niet alleen spannend worden door veel actie, maar ook doordat je gaat meeleven met gedachten en de gevoelens van de hoofdperso(o)n(en).
Tip: Schrijf vooraf ook een paar dingen op over de hoofdpersonen.
Bijvoorbeeld:
Esther: 11 jaar, groep 7, klein, donker haar, lekker fel, aardig
Hanneke: 12 jaar, groep 7, lang, beetje mager, paardenstaart, wordt gepest, onzeker, wil graag bij de groep horen
Wouter: 11 jaar, beetje dik, vriend van Esther, humor, lacht graag, plaagt soms andere kinderen. Bedoelt het niet verkeerd.
4. Als je gesprekken opschrijft (dialogen worden die genoemd), moet je goed op de leestekens letten, anders snappen de lezers er niks van en wordt het gesprek een woordenbrij.
Dus niet zo:
Kom je vanmiddag bij mij spelen, vroeg Jasper. Marieke aarzelde even en antwoordde toen, ik zou wel willen, maar ik moet naar gitaarles. Ze wilde eigenlijk erg graag, want ze vond Jasper heel aardig. Kom je toch na de les zei Jasper, kun je mij meteen laten horen wat je geleerd hebt. Marieke knikte. Dat doe ik zei ze.
Maar zo:
'Kom je vanmiddag bij mij spelen?' vroeg Jasper.
Marieke aarzelde even en antwoordde toen: 'Ik zou wel willen, maar ik moet naar gitaarles.' Ze wilde eigenlijk erg graag, want ze vond Jasper heel aardig.
'Kom je toch na de les,' zei Jasper. 'Kun je mij meteen laten horen wat je geleerd hebt.'
Marieke knikte. 'Dat doe ik.'
5. Probeer je de plekken voor te stellen waar het verhaal zich afspeelt.
Vaak helpt het om aan een plek te denken waar je wel eens bent geweest. Als je dan bijvoorbeeld iemand door het bos laat lopen of door het weiland, dan zie je dat ook echt voor je.
6. Probeer ook een paar verrassingen in je verhaal te stoppen:
de lezer verwacht nu dat er dÃt gaat gebeuren, maar er komt iets heel anders. Dat houdt de aandacht van de lezer vast. Als je al bladzijden van tevoren in de gaten hebt wat er gaat komen, heb je vaak niet zo'n zin meer om door te lezen.
7. Lees wat je hebt geschreven hardop voor aan jezelf of aan mensen die je aardig vindt.
Je hoort dan direct of de zinnen goed in elkaar zitten, of het niet te saai wordt, of de mensen op een normale manier met elkaar praten en of je niet te vaak dezelfde woorden gebruikt.
8. Als je vast komt te zitten met je verhaal, leg het dan even weg.
Wanneer je het een tijdje later leest, kom je vaak weer op nieuwe ideeën.
9. Blijf zélf ook boeken lezen en kijk eens hoe andere schrijvers het aanpakken.
Dus hoe zij bijvoorbeeld een dialoog schrijven, iets vertellen over de hoofdpersonen en hoe zij de spanningsboog opbouwen.
10. Ten slotte: ik ben zelf ook al heel jong begonnen met schrijven.
Door het gewoon te DOEN, leer je het meeste!
Veel succes met het schrijven!
Ook leuk om in te zetten in de kinderboekenweek is het voorlezen van eigen boeken door de schrijvers:
http://www.kidsplanet.nl/planet/show/id ... ntid=17220
Ik heb de tip al eens eerder gegeven, maar misschien heb je er nu weer wat aan.