door Patty op 28 jan 2003, 19:43
en nog een leuk verhaaltje:
HET DEEGMANNETJE
Dat weet je toch, hè, dat in iedere bakkerij een deegmannetje zit?
>t Is een héél klein kaboutermannetje met een wit jasje en een wit mutsje en puntoortjes en hij ziet zo bleek als een kadet.
>t Is een braaf mannetje, hoor, niet in het minst boosaardig! Hij houdt de kakkerlakken weg; hij verjaagt muizen en hij eet alle restjes deeg op, zodat iedere bakker zijn deegmannetje in ere houdt. Behalve bakker Trip. Je moet weten, dat bakker Trip een zure, knorrige, miezige, kniezige man is. En toen bakker Trip op een morgen vroeg in de bakkerij kwam en het mannetje bezig zag de laatste restjes deeg op te eten, begon hij te zieden van woede.
Hij pakte het deegmannetje bij zijn bleke lurven, schudde het heen en weer en zei: >Jij kleine niksnut. Jij lanterfanter, jij bleke schrok. Jij deeghapper, jij...jij..., > bakker Trip zocht naar scheldwoorden; hij stikte haast van boosheid. >Jij stekelvarken,= zei hij, >scheer je weg.= En hij gooide het arme deegmannetje in een hoek waar het dodelijk verschrikt wegkroop achter een meelzak.
Toen draaide bakker Trip zich om en ging boos aan het broodbakken. Maar o, o, wat had hij gedaan! Wat had hij gedaan! Niet ongestraft beledigt een bakker zijn deegmannetje, dat zul je nu horen.
Het liep tegen Pasen en >t was de gewoonte dat de mensen in de buurt hun paasbrood bij Trip lieten bakken. Zij brachten een zakje meel en rozijnen en sukade en snippers en bakker Trip maakte voor iedereen een heerlijk knappend rozijnen-paasbrood.
Ook nu weer kwam de kapper met een zak bloem en juffrouw Fiedelman bracht haar meel en de drogist en nog wel twintig anderen.
Dat werd een drukke tijd voor bakker Trip: op de zaterdag voor Pasen moest het allemaal klaar zijn. Vrijdagnacht ging hij dus aan het werk, deed al het meel bijeen in een trog, met de rozijnen, sukade en snippers en kneedde het. Met een boos gezicht, want hij was nu eenmaal een zure, knorrige, miezige, kniezige man. Toen het allemaal één vast, blank, taai deeg was geworden nam hij twee handen vol van dat deeg, vormde er een mooi rond brood van en legde het op de geschuurde houten tafel. En wat er toen gebeurde!
Nauwelijks had het deeg de tafel aangeraakt, of het veranderde in een stekelvarken. Een echt levend stekelvarken.
>Ik mag een staart krijgen, als ik er iets van snap,= zei bakker Trip. Maar hij was niet alleen zuur, knorrig, miezig en kniezig, hij was ook koppig en hij bleef ronde broden maken van het deeg, klets, klets, gooide hij ze op de tafel en ieder brood werd een stekelvarken net zolang tot de trog leeg was.
De stekelvarkens verdwenen in hoeken en gaten of scharrelden rond bij de oven: twee water er aan >t vechten, ze krioelden en piepten, het waren er precies drieëntwintig.
Wat moest bakker Trip doen? Hij sloop de bakkerij uit, deed de deur dicht en ging achter het huis in de regenton zitten en daar bleef hij de hele nacht tot het licht werd en tot zijn vrouw zenuwachtig kwam aanlopen.
>De klanten zijn er,= zei ze. >De kapper is er en juffrouw Fiedelman en de drogist en nog wel twintig anderen. Zijn de paasbroden klaar? Waarom zit je eigenlijk bij de regenton?=
De bakker keek haar aan met treurige ogen. >De paasbroden zijn in stekelvarkens veranderd,= zei hij dof. Toen begon hij te huilen.
Nu was mevrouw Trip gelukkig een lieve, wijze, dikke vrouw. >Vertel het me maar,= zei ze. >Wat is er gebeurd? Heeft het iets met het deegmannetje te maken?=
>Het deegmannetje,= snikte bakker Trip. >Ja, dat is het. Ik heb hem uitgescholden voor.... voor....=
Binnen in de winkel werden de klanten ongeduldig. >Wij willen ons paasbrood!!!= riepen ze.
>Blijf jij maar even hier bij de regenton,= zei mevrouw Trip. >Ik zal het wel in orde maken.= ze vroeg vriendelijk aan de mensen of ze na een uur wilden terugkomen, toen ging ze de bakkerij in, duikelde over een paar stekelvarkens en deed haastig de deur dicht, want ze wilden ontsnappen, die beesten.
Toen riep ze, vlak bij de schoorsteen: >Deegmannetje!!=
Geen antwoord.
>Deegmannetje,= riep mevrouw Trip weer, >hij heeft er zo=n spijt van, mijn man. Hij is niet zo kwaad hoor! Hij is allen maar een beetje zuur, knorrig, miezig en kniezig, vergeef het hem maar, deegmannetje!=
Om de hoek van de schoorsteen verscheen een klein gezichtje, zo bleek als een kadet. En het deegmannetje riep: > Alles wat hier stekels kreeg, moet veranderen in deeg.=
En op slag werden alle stekelvarkens weer paasbollen. Mevrouw Trip legde ze in de oven en telde ze, het waren er tweeëntwintig, want één stekelvarken was weggelopen, zodat ze haar eigen paasbrood aan de drieëntwintigste klant moest geven.
En bakker Trip was voortaan beleefd en vriendelijk tegen het deegmannetje. Ik geloof zelfs dat bakker Trip tegenwoordig iets minder zuur en knorrig en miezig en kniezig is.
Maar tussen haakjes: als jullie een stekelvarken tegenkomen dezer dagen: >t kán een paasbrood zijn.